Maandag 3 maart promoveert Hanneke Bouwsema op het onderzoek ‘Learning to handle a myoelectric upper-limb prosthesis - the development of an evidence-based guideline for training’. Ze concludeert dat maar liefst 20 tot 40 procent van de mensen met een armprothese, deze in de praktijk nauwelijks gebruiken. Hanneke Bouwsema ontwikkelde een trainingsrichtlijn om het gebruik van de armprothese te verhogen. Deze richtlijn kan ergotherapeuten helpen om prothesegebruikers beter te begeleiden.

 

Om het revalidatieproces gericht te kunnen sturen, onderzocht Bouwsema eerst hoe mensen leren omgaan met een armprothese en welke moeilijkheden ze daarbij ondervinden. 

Om meer metingen mogelijk te maken, voerde de promovenda een deel van de studies uit met een prothesesimulator (een prothese voor mensen zonder armamputatie). Er werd geoefend met reiken, grijpen en fixeren en het doseren van de hoeveelheid grijpkracht. De uitkomsten van de trainingssessies gaven Bouwsema inzicht in de veranderingen in prestaties en in de beste volgorde van de oefeningen. Dat leidde tot een trainingsrichtlijn die therapeuten in de revalidatieperiode kunnen gebruiken om prothesedragers een zo hoog mogelijk vaardigheidsniveau te laten bereiken. 

Hanneke Bouwsema studeerde Pedagogische Wetenschappen met als afstudeerrichting Bewegingswetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij verrichtte haar promotieonderzoek bij het Centrum voor Bewegingswetenschappen en de afdeling Revalidatiegeneeskunde van het Universitair Medisch Centrum Groningen.